Proefexamen 1, KVB1

Vraag 1 van 30

2 punten

BINNENVAARTWET / WETBOEK VAN KOOPHANDEL
Volgens de wet is het verboden te varen indien men teveel alcohol heeft genuttigd. Voor wie geldt dit verbod?

De schipper en degenen die het schip stuurt.
Alleen degene die het schip stuurt.
Alleen de schipper.

Vraag 2 van 30

1 punten

BINNENVAART POLITIE REGLEMENT (BPR)
Welk vaarreglement is van kracht op de Waddenzee?

Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee (BVA).
Scheepvaartreglement Territoriale Zee (STZ).

Vraag 3 van 30

2 punten

Artikel 1.05 BPR
Dit artikel zegt dat door bijzondere omstandigheden, volgens ‘goede zeemanschap’, van de bepalingen van het reglement:

moet worden afgeweken in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart.
mag worden afgeweken in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart.
niet mag worden afgeweken in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart.

Vraag 4 van 30

2 punten

Artikel 3.13 BPR
Een klein zeilschip dat tevens de motor gebruikt, moet ’s nachts de volgende navigatielichten voeren:

boordlichten en heklicht verenigd in één lantaarn (driekleurenlicht) boordlichten en heklicht.
boordlichten en heklicht verenigd in één lantaarn (driekleurenlicht) in de top van de mast en onder dit licht een toplicht.
toplicht, boordlichten en heklicht.

Vraag 5 van 30

2 punten

Artikel 3.25 BPR
Wat geeft een baggerwerktuig aan dat overdag nevenstaande dagmerken voert?

Dat voorbij varen niet toegestaan is.
Dat een voorbijvarend schip aan de zijde van de groene ruiten moet passeren.
Dat tijdens het voorbijvaren geen hinderlijke waterbeweging mag worden veroorzaakt.

Vraag 6 van 30

3 punten

Artikel 6.02 BPR
Een snel schip moet voorrang verlenen aan een ander schip.
Moet dit onder alle omstandigheden?

Neen, niet ten aanzien van door spierkracht voortbewogen vaartuigen.
Neen, niet wanneer het zijn stuurboordzijde van het vaarwater volgt.
Ja.
Ja, behalve voor kleine schepen.

Vraag 7 van 30

2 punten

Artikel 6.07 BPR
In de situatie als getekend hiernaast, naderen twee kleine schepen een engte. Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk. Wie moet voorrang verlenen?

Dit is niet geregeld.
Schip Y.
Schip X.

Vraag 8 van 30

3 punten

BPR artikel 3.15 / 6.16
Een klein schip vaart aan stuurboordzijde van het betonde vaarwater. Van bakboord nadert een schip met een gele ruit. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie heeft voorrang?

Het kleine schip.
Beide schepen moeten naar stuurboord uitwijken.
Het schip met de gele ruit.

Vraag 9 van 30

2 punten

Artikel 6.18 BPR
Mag een schip zich met de stroom laten meedrijven zonder dat het van enig middel tot voortbeweging gebruik maakt?

Neen.
Slechts als dit zonder hinder voor de scheepvaart kan.
Ja.

Vraag 10 van 30

2 punten

Artikel 6.26 BPR
Een verzoek voor het bedienen van een beweegbare brug, kan kenbaar worden gemaakt door een geluidssein. Welk sein is dit?

____ : één lange stoot.
____ ____ ____ : drie lange stoten.
____ __ ____ : één lange, één korte, één lange stoot.

Vraag 11 van 30

2 punten

Artikel 6.28 BPR
U ligt met uw schip gemeerd in een sluis. Mag u dan uw schroef gebruiken?

Nee, het is verboden de schroef in werking te hebben.
Ja, het is toegestaan de schroef in werking te hebben.
Ja, het is zeker verstandig de schroef in werking te hebben.

Vraag 12 van 30

2 punten

Artikel 8.06 BPR
De bestuurder van een snelle motorboot die één of meer waterskiërs voortbeweegt, moet:

minimaal 15 jaar oud zijn.
door een mede-opvarende (min. 15 jaar) als uitkijk worden bijgestaan.
hiervoor een speciale aantekening op zijn vaarbewijs hebben.

Vraag 13 van 30

2 punten

(RPR) Moet men in het Nederlandse RPR-gebied aan boord van een
snelle motorboot een registratiebewijs hebben?

Ja, verstrekt door de Rijnvaartcommissie.
Neen, dit is alleen van toepassing binnen het BPR-gebied.
Ja, hetzelfde registratiebewijs als bedoeld in artikel 8.01 BPR.

Vraag 14 van 30

1 punten

Artikel 9 SRKGT
De richting van het kanaal volgend, moet men:

altijd stuurboordwal houden zo dicht als veilig en uitvoerbaar is.
midden vaarwater varen en alleen bij tegemoet komend verkeer uitwijken naar stuurboord.
uitsluitend tijdens beperkt zicht stuurboordwal houden zo dicht als veilig en uitvoerbaar is.

Vraag 15 van 30

1 punten

Welk risico kan het gevolg zijn van niet goed bevestigde accuklemmen?

Een eventueel aanwezig gasmengsel kan worden ontstoken.
De accu kan defekt raken.
Er kan kortsluiting ontstaan in het electrische circuit.

Vraag 16 van 30

1 punten

Waar dient een wierfilter voor?

Om het vuil uit de smeerolie te filteren.
Om te voorkomen dat er vuil in het koelsysteem komt.
Om het water in een 'gesloten' koelsysteem te filteren.
Om het codenswater uit de dieselolie te filteren.

Vraag 17 van 30

2 punten

Hoe kan men bij het starten van een benzinemotor het branden
explosiegevaar zoveel mogelijk voorkomen?

Door een vonkvrije elektrische ventilator onder de motor te laten afzuigen.
Door een ventilatietoevoer zo diep mogelijk in de machinekamer aan te brengen.
Door een gasdetector onder de motor aan te brengen.
Door de motorluiken open te zetten.

Vraag 18 van 30

2 punten

Een gasdetector is uitgerust met één of meer sensoren (aftasters). Waar dienen deze sensoren te worden geplaatst?

In het laagst gelegen gedeelte van de ruimte waarin het verbruikstoestel is geplaatst.
Zo dicht mogelijk bij de stuurstand mits deze binnen is geplaatst.
Zo dicht mogelijk bij een gebruikstoestel waarop wordt gekookt.

Vraag 19 van 30

2 punten

Hoeveel reddingvesten wordt er geadviseerd minimaal aan boord te hebben van een klein schip?

Eén voor de stuurman en één voor degenen die aan dek werken.
Eén voor iedere opvarende plus een reserve.
Eén voor iedere opvarende.

Vraag 20 van 30

3 punten

Op de linkeroever van een rivier worden walbakens aangetroffen. Welk topteken hebben deze bakens?

Een kegel met de punt naar beneden.
Een groene bol.
Een rode bol.
Een kegel met de punt naar boven.

Vraag 21 van 30

2 punten

Wat is het karakter van een schitterlicht (Fl)?

De verduistering even lang is als het schijnsel.
De verduistering korter is dan het schijnsel.
Het schijnsel korter is dan de verduistering.

Vraag 22 van 30

2 punten

Wat betekent het hier afgebeelde verkeersteken?

Ligplaatsverbod in een strook water van 20 meter breed, gerekend vanuit het bord.
Vaarverbod in een strook water van 20 meter breed, te rekenen vanuit het bord.
Maximum vaarsnelheid 20 km/uur.
Schuin aflopende wal tot 20 meter gerekend vanuit het bord.

Vraag 23 van 30

3 punten

Hoeveel bedraagt de onderdoorvaarthoogte van de brug?

7.60 meter
6.70 meter
8.20 meter

Vraag 24 van 30

2 punten

Het weerbericht verwacht een windkracht 5 volgens de schaal van Beaufort.
Dit is een:

harde wind.
vrij krachtige wind.
matige wind.

Vraag 25 van 30

2 punten

Op de weerkaart ziet u de isobaren in een bepaald gebied ver van elkaar liggen. Wat kunt u in dit gebied verwachten?

Een zwakke wind.
Een vlagerige wind.
Een harde wind.

Vraag 26 van 30

2 punten

Een schip voorzien van een linkse schroef ligt gestopt. Het is windstil. Het roer staat midscheeps. Wat gebeurt er als de schroef op achteruit wordt gezet?

Het achterschip trekt naar stuurboord.
Het achterschip trekt naar bakboord.
Het schip vaart in een rechte koers achteruit.

Vraag 27 van 30

2 punten

Bij windstilte vaart u achteruit. Uw schip heeft een linkse schroef. U geeft stuurboord roer. Naar welke kant gaat het achterschip?

Recht achteruit.
Naar bakboord.
Naar stuurboord.

Vraag 28 van 30

2 punten

U vaart met uw schip een sluis binnen. U hebt de wind van achter in. Het schip heeft een linkse schroef. Welke lijn geeft u bij voorkeur als eerste uit?

Bakboord voortros.
Bakboord achtertros.
Stuurboord voortros.
Stuurboord achtertros.

Vraag 29 van 30

2 punten

U wilt afvaren. De stroom komt van achter in. In welke volgorde gooit u in pricipe uw landvasten los?

Voortros, achterspring, achtertros, voorspring
Achtertros, voortros, achterspring, voorspring
Achtertros, voorspring, voortros, achterspring
Voortros, achtertros, voorspring, achterspring

Vraag 30 van 30

2 punten

Wat is de ‘dode hoek’ van een oplopend schip?

Het gedeelte van een nevenvaarwater dat vanuit de stuurhut van een in het hoofdvaarwater varend binnenschip niet kan worden overzien.
De ruimte tussen de stuurboordzijde van het binnenschip en de wal, welke het nodig heeft voor het uitzwaaien van het achterschip wanneer het bakboord uit draait.
De ruimte vóór de boeg van een binnenschip, die door de schipper vanuit zijn stuurhut niet kan worden overzien.

Quiz samenvatting

Informatie

Resultaten

Categorieën

1. Vraag

2. Vraag

3. Vraag

4. Vraag

5. Vraag

6. Vraag

7. Vraag

8. Vraag

9. Vraag

10. Vraag

11. Vraag

12. Vraag

13. Vraag

14. Vraag

15. Vraag

16. Vraag

17. Vraag

18. Vraag

19. Vraag

20. Vraag

21. Vraag

22. Vraag

23. Vraag

24. Vraag

25. Vraag

26. Vraag

27. Vraag

28. Vraag

29. Vraag

30. Vraag